Ik ski of ik skie?
Is het ik ski of ik skie?
Juist is ik ski.
Ga uit van de stam (hele werkwoord -en). Dat is: ski.
Vervoeg daarna zoals je dat gewend bent. Als het ‘niet leest’ plaats je een extra ‘e’. ‘Hij skit’ ziet er niet uit, dus dat wordt ‘hij skiet’.
In de verleden tijd neem je ook eerst de stam: ik ski. Daarna komt er ‘-de’ achter: skide. Je ziet al direct dat dit niet klopt zo, dus plaats een extra ‘e’: skiede.
De vervoegingen van skiën ziet er als volgt uit:
tegenwoordige tijd | verleden tijd | |
eerste persoon enkelvoud | ik ski | ik skiede |
tweede persoon enkelvoud | jij/u skiet | jij/u skiede |
derde persoon enkelvoud | hij/zij skiet | hij/zij skiede |
eerste persoon meervoud | wij skiën | wij skieden |
tweede persoon meervoud | jullie skiën | jullie skieden |
derde persoon meervoud | zij skiën | zij skieden |
voltooid deelwoord | zijn/hebben geskied | |
gebiedende wijs | ski |
De vervoeging van taxiën is vergelijkbaar. Ik krijg je ook een extra ‘e’ omdat je het woord anders verkeerd leest.
ik taxi – jij/hij taxiet – jij/hij taxiede – getaxied.
Ook wifiën krijgt zo’n vervoeging: ik wifi – jij/hij wifiet – jij/hij wifiede – gewified.
Bron: Onze taal
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!